SCHRIJVEN IN TIJDEN VAN CORONA (week 5)
Zondag 12 april TRADITIE
Ik heb vannacht geen oog dicht gedaan, elke keer als ik bijna in slaap viel dan deed de lucht van een inademing in mijn keel zo’n pijn dat ik weer wakker werd. Midden in de nacht keek ik daarom maar weer een aflevering van een serie.
Onze dochter uit Delft zou een paar dagen naar huis komen, maar vanwege mijn verkoudheid hebben we het plan aangepast. Ze komt één dag heen en weer en we brunchen buiten en op afstand. Dus ik sta toch op, douche en verzorg me en verschijn op mijn paasbest in de tuin. Met enige spijt bedenk ik me dat dit wel eens voor het eerst in ruim zestien jaar kan zijn dat we geen chocolade eieren hebben verstopt in de tuin. Mijn kinderen zijn er eigenlijk te oud voor, maar vanwege jongere neefjes deden we het elk jaar toch nog. Als mijn jongste dochter later op de dag zegt dat ze het echt belachelijk, maar vooral ook afschuwelijk, vindt dat ze binnenkort zestien wordt, weet ik zeker dat ze heimelijk nog veel lol in dat verstop- en vindspelletje had.
Als we later aan tafel zitten met verse asperges, ham en eieren voor onze neus, speelt zich daar echter wel een traditie af. Mijn partner legt voor de duizendste keer aan de kinderen uit hoe je “eigenlijk” asperges moet eten. En hij doet het voor. Wij, de vrouwen aan tafel, eten ze heel dwars nog steeds met mes en vork.
Maandag 13 april DROOG
Ik heb beter geslapen. Maar mijn keel blijft pijnlijk, hij voelt als de grond in de tuin: gortdroog. Veel slikken, veel drinken is het devies. In de tuin hang ik bij de mooiste heesters de tuinslang te druppelen, zonder die paar heesters zou mijn tuin een deplorabel stukje gazon zijn met borders vol zevenblad waar zich hier en daar een vaste plant wist staande te houden.
’s Middags ben ik weer quizmaster: we spelen mijn bordspel via Zoom met bijna hetzelfde gezelschap als vorige keer. Dit keer gaat het beter, iedereen lijkt zich te realiseren dat je niet door elkaar heen moet praten. Op deze manier blijkt mijn spel ook een luisteroefening te zijn. Er komen mooie verhalen naar boven, precies zoals het spel bedoeld is. Ondanks dat het een beetje als droogzwemmen voelt, hebben we zo toch een samenzijn dat herinneringen oproept aan die vele keren dat we samen aan tafel zaten.
Dinsdag 14 april BASIS
De hoeveelheid berichten die ik van de Vereniging Basisinkomen krijg, weerspiegelt het gevoel dat heerst onder aanhangers, dat dit wel eens hét moment voor een doorbraak zou kunnen zijn. In dat kader publiceerde Rutger Bregman vorige week nog weer een aantal hoofdstukken uit Gratis Geld voor Iedereen in De Correspondent. Sinds ik mij vorig jaar in het kader van studie verdiepte in dit onderwerp ben ik ook fan geworden. Ik schreef in dit artikel waarom: ik zie er een mogelijkheid in om burgers meer zeggenschap te geven over hun eigen leven en om de ongelijkheid die door het neoliberalisme is vergroot, af te vlakken. Ruim een maand geleden hoorden we van econoom Piketty (in zijn nieuwste boek Kapitaal en Ideologie, maar ook in deze BrainwashTalk) een alternatief plan waarin iedereen op zijn achttiende een soort maatschappelijk startkapitaal krijgt. Dit plan dient hetzelfde doel: het verkleinen van de ongelijkheid in bezit en macht..
Nu op veel plaatsen in de wereld overheden de portemonnee trekken om getroffen burgers en ondernemers uit het slob te houden, zou het goed zijn deze doelen meteen mee te nemen in het ontwerp van die maatregelen.
Op de site van de Vereniging Basisinkomen ga ik op zoek naar een petitie die ik kan ondertekenen om mijn steun uit te spreken. Ik vind er voor Nederland maar liefst elf! Er staat een petitie tussen, die verzoekt het collegegeld van dit studiejaar terug te geven aan studenten. Ook een petitie om de horeca te compenseren voor hun verlies staat er tussen. Het woord basisinkomen staat niet in beide petities. Een ander roept het kabinet op om alle mensen verplicht thuis te laten zitten, bedrijven te ontheffen van hun loonbetalingsverplichtingen voor die maand, en dat te compenseren door een basisinkomen uit te keren aan alle inwoners van Nederland. De motivatie van dit plan is het tegengaan van de verspreiding van het virus.
Mijn zoektocht naar een heel eenvoudige petitie met de strekking “ik ben voor het basisinkomen” wordt onderbroken door een telefoontje van een oude kennis.
We praten bij. Als we het verderop in het gesprek over mijn bordspel hebben, stelt ze een aantal relevante vragen die mij terug brengen naar het basisidee van het spel. Soms helpt het om zaken te vereenvoudigen om helder te krijgen hoe je weer vooruit kunt.
Woensdag 15 april MAGISCH
Tijdens dat heerlijke moment in de vroege ochtend, dat zweeft tussen het wegebben van de inner peace van het droombewustzijn en het langzaamaan contour krijgen van de –soms harde- realiteit, mijmer ik nog wat. Ik heb ergens nog steeds het magische geloof dat het allemaal plots mee blijkt te vallen. Ik bedoel niet zozeer dat ik uit een boze droom wakker zal worden, maar wel dat morgen plots blijkt dat dit virus een houdbaarheidsdatum heeft tot bijvoorbeeld 5 mei. Dat zou een toepasselijke datum zijn. Of dat eind mei blijkt dat 95% procent van de bevolking het al gehad heeft. Dat onderzoek zou dan bijvoorbeeld aantonen dat alleen mensen die ooit een groene auto hebben gehad er ernstig ziek van worden. Dat zou wat je noemt een meevaller zijn. In het echte leven is de leukste meevaller tot nu toe dat mijn premie voor de autoverzekering omlaag gaat. We rijden minder, dus we lopen minder risico. Logisch, lijkt mij. Maar ik hoorde ook dat er verzekeringsbedrijven zijn die de premie juist omhoog doen. De rationale daarvan moet een heel gekronkelde zijn, dunkt mij.
In de middag ontspint zich weer een gevecht tussen mij en mijn puberdochter. Ze wijst me af, met al mijn goede bedoelingen. Mijn ego kan dat ondertussen wel hebben. Maar ik zie ook dat ze zonder mijn hulp niet daar komt, waar ze eigenlijk wil zijn. Het kijken naar haar worsteling doet me soms ongelooflijk pijn. Dat zeg ik haar en uiteindelijk zitten we met z’n tweeën te huilen. Je zou eigenlijk alleen kinderen mogen krijgen als je tovenares bent, schiet door me heen. Zodat je ze blijvend kunt beschermen tegen onrechtvaardigheid. Of tegen stomme pech.
Donderdag 16 april RISICO
Langzaamaan probeert men de samenleving warm te maken voor het weer opstarten van allerlei zaken. Maar vooralsnog wordt daar niet enthousiast op gereageerd. Die lauwe reacties lijken vooral ingegeven te worden door angst. Leraren bijvoorbeeld willen niet besmet worden. Zoals je nooit bewust het onheil op zult zoeken is dat logisch. Maar de clou zit ‘m misschien in dat woordje: bewust. Tot voor vier weken deden we dagelijks allerlei dingen die misschien rampspoed met zich mee zouden kunnen brengen. We denken er alleen gelukkig niet de hele dag over na, dan zou angst ons geheel verlammen. Datzelfde geldt nu misschien voor de samenleving.
In de discussie lijkt ook een verschuiving te hebben plaatsgevonden. In het begin ging het erom de kwetsbaren te beschermen en de zorg te ontlasten. Dat zijn nog steeds goede uitgangpunten om beleid op te stoelen. Maar ik krijg de indruk dat mensen zo langzamerhand verwachten dat de overheid een beleid uitstippelt dat alle risico op besmetting uitsluit. Dat lijkt mij een onmogelijke eis.
Ik krijg ook echt een benauwd gevoel bij die anderhalve meter samenleving. Dat ontaard vrees ik in een paranoïde samenleving waaruit alle spontaniteit is verdwenen. Boodschappen doen in de supermarkt is nu soms al een sociaal ingewikkeld spel. Er zijn mensen die gewoon nietsontziend hun eigen gang blijven gaan, er zijn mensen –zoals ik- die per ongeluk wel eens vergeten om afstand te houden, en er zijn mensen die je dan wel zouden willen doden met hun blik. Nog meer van die plekken waarin de gewoonste dingen plots heel ingewikkeld zijn, ik huiver bij het idee: een school waarin kinderen als soldaten in rijen op uitgestippelde paden moeten lopen, waar ze in de pauze juist niet naar de WC mogen omdat het daar dan te druk wordt, waar kinderen die gevallen zijn niet meer getroost mogen worden door de juf, enzovoorts.
Als kinderen bijna nooit ziek worden, thuis blijven zodra ze verkouden zijn of verhoging hebben, kunnen ze dan niet gewoon naar school? Zonder al die poespas, maar met extra bescherming voor de docenten? Moeten we überhaupt niet weer een beetje wennen aan het idee dat leven nu eenmaal risico met zich mee brengt?
Vrijdag 17 april ECHO
Ik bel met een andere tante die dik in de tachtig is. Haar man, in de negentig, was in het najaar ernstig ziek: longontsteking. Dus blijven ze nu binnen. “Nou ja,” zegt ze “Ome Henk is gister voor het eerst toch even een ommetje gaan maken door het parkje hiernaast.” Dit najaar vloog hij zijn laatste vlucht als sportvlieger, en tot voor kort kon je hem drie keer per week om acht uur ’s ochtends in het zwembad vinden. Ik vraag mijn tante hoe het gaat, hoe ze de dingen nu geregeld hebben. Buren komen de boodschappen brengen. Het zoontje van de buren had er de laatste keer een mooie tekening bij gedaan met het huis van mijn tante en achterop de tekst dat ze vooral positief moesten blijven. Het doet haar in sommige opzichten denken aan de oorlog. De goedheid die in mensen bovenkomt, het er voor elkaar zijn. Ze vertelt een verhaal over mijn oma, haar moeder, tijdens de hongerwinter. Ze woonden in Den Haag naast een gezin dat nog wel wat te eten had, omdat ze boeren in de familie hadden. Mijn tante speelde regelmatig bij die buren en toen mijn oma haar daar een keer op kwam halen stond er een schaal dampende aardappeltjes op tafel. Het water liep mijn oma in de mond en voor ze er erg in had, had ze met haar vingers zo’n aardappel in haar mond gestopt. Niemand had het gezien, maar de rest van de avond voelde ze zich schuldig en schaamde ze zich voor haar gedrag. Na een slechte nacht biechtte ze de volgende ochtend haar misdaad op aan de buurvrouw. Die riep natuurlijk dat het helemaal niet erg was. De volgende dag vond mijn oma een mandje aardappels voor haar deur. “Dat mensen iets voor elkaar over hebben, dat was toen en dat is nu ook. Dat is mooi.” sluit mijn tante haar verhaal af.
’s Middags ga ik eindelijk weer eens door het bos struinen, ik voel me inmiddels weer fit genoeg. Met dit mooie weer is het feestelijk hier, het groen ontvouwt zich nu rap. Dit bos heet “woud” en doet zijn naam op sommige plekken eer aan. Daar verheffen ranke hoge stammen zich dicht naast elkaar, zonlicht valt er slechts met spetters op de aarde. Het is zo’n bos dat ik voor me zag bij het lezen van boeken als In de Ban van de Ring, De Gebroeders Leeuwenhart en De Zevensprong. Ik hoor heel luid het geluid van een specht, dat moet een veel grotere zijn dan ik wel eens in mijn tuin zie. Het geluid trilt nog lang na.
Zaterdag 18 april GELD
Er zijn een paar loketten waar het druk is deze dagen. Het “ik-ben-belangrijk”-loket is er één van. Ik heb de afgelopen dagen tijdens reclameblokken filmpjes gezien van de meest uiteenlopende bedrijfstakken. In die filmpjes doen ze uit de doeken hoe belangrijk ze juist in deze tijd zijn om de samenleving overeind te houden. Van vakkenvullers tot doe-het-zelf zaken, van boeren tot transporteurs, ze vallen over elkaar heen om hun warmste kant aan het grote publiek te mogen tonen.
Het andere loket waar het dringen geblazen is, is het “ik-ben-zwaar-getroffen”-loket. Terecht, want als je zaak dicht moet vanwege een virus, kun je, buiten jouw schuld, niets verdienen. Opwinding ontstaat als ook grote bedrijven zich melden die vorig jaar nog miljoenen aan winst maakten. Dat geld is nu weg; uitgekeerd aan aandeelhouders. Een artikel in Dealbook van de New York Times stelde zich deze week deze vraag: “Bluntly, why do the wealthiest institutions in our society appear to manage their balance sheets less prudently than many middle-class Americans?”
Het artikel legt uit dat het corporate governance systeem tekort schiet en tot ongelijkheid leidt en concludeert: “We are again paying the price for a corporate governance system that lacks focus on financial soundness, sustainable wealth creation and the fair treatment of workers.”
Gisteravond zag ik bij Op1 Jon van Eerd, vrije theaterproducent. Hij is ontevreden over de steun die minister Engelshoven heeft toegekend aan de cultuursector. Hij wil weg blijven van de discussie waarin Shakespeare tegenover Tineke Schouten wordt gezet. Hij kiest voor de economische invalshoek: de culturele sector draagt 3,7% bij aan het bruto binnenlands product en er werken 300.000 mensen. Maar het meeste geld zal gaan naar gesubsidieerde cultuurinstellingen, terwijl de vrije producenten 70% van de voorstellingen in theaters maken.
Ik slaap in met de gedachte dat het woord samenleving zo langzamerhand synoniem is geworden aan economie. En geld is de taal geworden waarin we ons (on)geluk uitdrukken.
コメント